Mogelijk wel te laat voor uitbetaling salaris juli

De CAO Kinderopvang 2020-2021 is toch Algemeen Verbindend verklaart en is op 24 juli 2020 gepubliceerd in de Staatscourant. Het zal nog wel de vraag zijn of alle werkgevers hier rekening mee hebben/kunnen houden met de salarisbetalingen juli 2020.

De bedenking door BVOK zijn afgewezen.

Kinderopvang voor Kindercentra en Gastouderbureaus 2020/2021 – Verbindendverklaring cao-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 juli 2020 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Kinderopvang voor Kindercentra en Gastouderbureaus

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van Stichting FCB Dienstverlenen in Arbeidsmarktvraagstukken namens de partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partijen ter ener zijde: Brancheorganisatie Kinderopvang en Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang;

Partijen ter andere zijde: FNV Zorg&Welzijn en CNV Zorg&Welzijn.

Naar aanleiding van dit verzoek zijn schriftelijke bedenkingen ingebracht door Branchevereniging Ondernemers Kinderopvang (BVOK) en Kiekeboe Kinderopvang B.V. Kiekeboe Kinderopvang B.V heeft subsidiair een dispensatieverzoek ingediend. Dit verzoek is later ingetrokken.

De bedenkingen ingediend door BVOK hebben ten eerste betrekking op de representativiteit. Bedenkinghebbende stelt dat het onduidelijk is of werknemers werkzaam in de peuterspeelzalen zijn meegenomen bij de berekening van de representativiteit. Ook is aan werkgeverszijde maar 37% van de werkgevers vertegenwoordigd. Er is sprake van een tweedeling tussen grote en kleine instellingen in de sector. De kleine instellingen zijn niet bij het cao-overleg betrokken. Als tweede punt stelt BVOK dat, gezien de zeer scheve verdeling tussen grote en kleine bedrijven, er een ernstige verstoring van de markt aan aanbodzijde dreigt. De cao kent een aantal loonsverhogingen die grote bedrijven in de kinderopvang wel, maar kleine bedrijven niet zouden kunnen betalen. Hierdoor worden kleine bedrijven uit de markt gedrukt en dit staat op gespannen voet met het beginsel van eerlijke mededinging en leidt tot verschraling van de markt. Ook zal dit op termijn een prijsverhogend effect hebben. Tot slot is de cao tot stand gekomen in maart 2020. Door veranderende omstandigheden in de kinderopvang sindsdien is er geen loonruimte meer. De cao is daarom voor kleine ondernemingen niet meer betaalbaar.

De bedenkingen ingediend door Kiekeboe Kinderopvang B.V. zien op de loonsverhoging van 3% en de eindejaarsuitkering van 2%. Bedenkinghebbende hanteert tarieven die de door het Ministerie van SZW maximaal gefaciliteerde bedragen niet of zeer beperkt overschrijden. Hierdoor is de bij cao geregelde loonsverhoging niet betaalbaar. Ook de coronacrisis draagt hieraan bij.

Overwegende ten aanzien van de bedenkingen:

De bedenkingen laten zich samenvatten als bedenkingen gericht tegen de representativiteit, financiële bedenkingen/bedenkingen tegen de inhoud van de cao en bedenkingen vanwege de coronacrisis. Ook heeft BVOK bedenkingen die zien op de toegang tot het cao-overleg van kleine ondernemingen.

Representativiteit

De cao-bepalingen waarop het verzoek tot avv betrekking heeft, moeten reeds gelden voor een naar het oordeel van de Minister van SZW belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen (artikel 2, eerste lid, van de Wet AVV).

Deze belangrijke meerderheid moet blijken uit een opgave van het aantal werkgevers lid van werkgeversvereniging(en) die partij zijn bij de collectieve arbeidsovereenkomst onderscheidenlijk het aantal werkgevers dat naar de aard van de bedrijfsactiviteiten en de werkzaamheden tot de werkingssfeer van de collectieve arbeidsovereenkomst kan worden gerekend alsmede het aantal personen werkzaam bij werkgevers die lid zijn van de werkgeversvereniging(en) die partij zijn bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, onderscheidenlijk het aantal personen werkzaam bij werkgevers die naar de aard van de bedrijfsactiviteiten en de werkzaamheden tot de werkingssfeer van de collectieve arbeidsovereenkomst gerekend kunnen worden.

Uit de aangeleverde representativiteitsgegevens en het ingevulde webformulier waarin een toelichting wordt gegeven op de gehanteerde onderzoeksmethode, de gebruikte bronnen, de wijze van meting, de relatie tot de werkingssfeer en de actualiteit van de cijfers, volgt een representativiteit die ruimschoots voldoet aan het meerderheidsvereiste. De voor de representativiteitsopgave gehanteerde bronnen, namelijk de ledenlijsten van de werkgeversorganisaties Brancheorganisatie Kinderopvang (BK) en Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang (BMK), en het Bedrijfstakpensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW), zijn door cao-partijen in voldoende mate toegelicht.

In de reactie op de bedenkingen, gericht tegen de representativiteit, wordt door cao-partijen terecht opgemerkt dat er sprake is van een onderbouwd representativiteitspercentage van afgerond 72%. De werknemers in de peuterspeelzalen zijn hierbij niet meegenomen, omdat deze categorie werknemers niet onder de werkingssfeer van de cao Kinderopvang valt, maar onder de cao Sociaal Werk.

Voorts merken cao-partijen op dat het niet juist is dat kleine ondernemingen niet of nauwelijks vertegenwoordigd zijn. Dit blijkt uit een analyse van het Pensioenfonds PFZW. Ten aanzien van de scheve verdeling tussen grote en kleine ondernemingen overweeg ik het volgende.

Op grond van het Toetsingskader AVV wordt als uitgangspunt gehanteerd dat een meerderheid tussen 55 procent en 60 procent nog als een belangrijke meerderheid wordt gekwalificeerd tenzij het draagvlak voor de cao binnen het werkingssfeergebied gering is of er een zeer scheve verdeling van de meerderheid binnen het werkingssfeergebied bestaat. In dit geval is echter door cao-partijen in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat de bepalingen van de cao waarop het verzoek tot avv betrekking heeft reeds gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen, zodat de beoordelingen zoals hiervoor weergegeven bij een meerderheid tussen 55 en 60 procent buiten beschouwing kunnen worden gelaten.

Naar aanleiding van het door cao-partijen ingevulde webformulier en in ogenschouw nemende dat de ingebrachte bedenkingen in afdoende mate namens cao-partijen beargumenteerd zijn weerlegd, kan worden vastgesteld dat door cao-partijen in voldoende mate aannemelijk is gemaakt dat de bepalingen van de cao reeds voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak geldende werkzame personen gelden.

Financiële bedenkingen/bedenkingen gericht tegen de inhoud van de cao

Op grond van paragraaf 3.2 van het Toetsingskader Avv geldt dat bedenkingen die betrekking hebben op de kosten voortvloeiend uit de verbindend verklaarde cao-bepalingen voor zover deze cao-bepalingen op grond van het Toetsingskader voor avv in aanmerking komen, normaliter evident kansloos zijn.

De belangrijkste doelstelling van het systeem van avv is de bevordering van de stabiliteit van de arbeidsverhoudingen door concurrentie op arbeidsvoorwaarden te voorkomen. Het is inherent aan de systematiek van avv dat de bepalingen voor alle werkgevers gelden die bij inwerkingtreding of gedurende de looptijd van avv onder de werkingssfeer vallen of komen te vallen, ongeacht of het georganiseerde of ongeorganiseerde, grootbedrijven of mkb-bedrijven betreft. Dat het toepassen van algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen kosten met zich meebrengt is eveneens inherent aan het avv-instrument. Er is onvoldoende vast komen te staan dat in de toepassingspraktijk sprake is van een marktverstorende werking van deze bepalingen. Gelet op het bovenstaande kan het antwoord op deze vraag in het midden blijven. Er kan dan ook niet worden geconcludeerd dat bij deze bepalingen evident sprake is van een te grote benadeling van de belangen van derden, omdat voor een ieder het avv-besluit geldt. Bij de toetsing van de genoemde bepalingen is verder niet gebleken van kennelijke strijdigheid met de Wet AVV, het recht en het AVV-beleid zoals verwoord in het Toetsingskader AVV.

Op grond van paragraaf 3.2 van het Toetsingskader Avv geldt dat bedenkingen die betrekking hebben op de inhoud van de cao-bepalingen, voor zover deze cao-bepalingen op grond van het Toetsingskader voor avv in aanmerking komen, normaliter evident kansloos zijn. Het behoort tot de bevoegdheid van de bij de cao betrokken partijen om de inhoud van de cao vast te stellen. Hierbij zij opgemerkt dat cao-bepalingen worden getoetst op basis van de ingediende tekst en in principe niet op de mogelijke toepassingspraktijk.

Ten aanzien van de bedenkingen van Kiekeboe Kinderopvang B.V. merken cao-partijen tenslotte het volgende op. Kiekeboe Kinderopvang B.V. is lid van BK en daarmee ook zonder avv al gebonden aan de cao Kinderopvang. Op grond van paragraaf 3.2. van het Toetsingskader AVV zijn bedenkingen die worden ingebracht door een werkgever die al gebonden is aan de cao waarop het avv-verzoek betrekking heeft evident kansloos. Ik zie geen aanleiding om hier in dit specifieke geval van af te wijken.

Coronacrisis

Uit de bedenkingen volgt dat sprake is van een bijzondere situatie in verband met de coronacrisis. De cao is afgesloten voordat deze crisis plaatsvond. Bedenkinghebbenden geven aan dat, mede door de coronacrisis, de situatie in de sector Kinderopvang dusdanig is veranderd dat de cao niet langer betaalbaar is voor werkgevers. Cao-partijen stellen in hun reactie op deze bedenkingen dat het juist is dat de cao reeds is gesloten halverwege februari 2020, voordat de coronacrisis in Nederland uitbrak. Voor de kinderopvangsector geldt echter dat van overheidswege een noodregeling is opgesteld waarmee ouders, maar ook kinderopvangorganisaties financieel zijn ondersteund. Ik overweeg daarbij het volgende. De huidige economische situatie is sterk veranderd door de coronacrisis. Dit speelt bij veel organisaties en sectoren. Daarom heeft het kabinet een pakket maatregelen in het leven geroepen om banen en inkomens te beschermen. Ook zijn er specifieke maatregelen voor de sector Kinderopvang getroffen. Het avv-instrument leent zich echter niet als oplossing voor de gevolgen van de coronacrisis. Het doel van avv is het voorkomen van concurrentie op arbeidsvoorwaarden tussen gebonden en niet gebonden werkgevers en werknemers en een gelijk speelveld te bevorderen.

Cao-overleg

Op grond van paragraaf 3.2 van het Toetsingskader AVV worden bedenkingen die betrekking hebben op onvoldoende betrokkenheid bij het cao-overleg normalerwijze als evident kansloos aangemerkt. Ten aanzien van deze bedenkingen vindt deze bepaling rechtstreeks toepassing. Ik zie geen aanleiding om hier in dit specifieke geval van af te wijken.

Gelet op het bovenstaande vormen de ingebrachte bedenkingen geen beletsel om tot algemeenverbindendverklaring over te gaan.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald: